Bewijs voor lucide dromen

Hoeveel wetenschappelijk bewijs is er voor lucide dromen? Er bestaat veel onderzoek naar lucide dromen en dat heeft ruimschoots bewezen dat lucide dromen geen mythe is. Hier gaan we dieper in op de manieren waarmee lucide droom onderzoekers meten dat iemand aan het lucide dromen is.

In het begin was het Stephen La Berge die dit aan de hand van oogbewegingen in de Rem slaap deed. Daarmee leverde hij het bewijs dat lucide dromen geen broodje aap verhaal was. Door de technologische ontwikkelingen zijn daar drie nieuwe methodes bij gekomen. Dat biedt onderzoekers deze 4 methodes:

  • Door oogbewegingen,
  • Door hartslag na dromen over fysieke handelingen
  • Door veranderende hersentoestand
  • Door de neurologische verbindingen

1- Vier verschillende methode voor het bewijs van lucide dromen

 A - Oogbewegingen

Tijdens de REM slaap worden de spieren in het lichaam onderdrukt door neurale structuren in de hersenstam, waardoor mensen de acties in hun droom niet in het echt kunnen uitvoeren. Dit noemen we slaapverlamming. Er is hierop één uitzondering: de ogen

Lucide dromers hebben toegang hun geheugen en daardoor kunnen zij zich de afspraken, gemaakte met de onderzoeker, herinneren die gemaakt zijn toen ze wakker waren. Deze heeft aan hen verteld dat ze hun ogen volgens een bepaald patroon moeten bewegen wanneer zij lucide dromen. Zo konden zij communiceren, terwijl ze droomden, en kon worden bewezen dat de lucide dromen niet alleen een spiritueel fenomeen is

(LaBerge, Nagel, Dement en Zarcone, 1981). LaBerge, Nagel, Dement en Zarcone (1981) hebben dit aangetoond in een onderzoek. Zij hebben vijf proefpersonen getraind in lucide dromen. Vervolgens is de deelnemers gevraagd een reeks van tevoren afgesproken signalen, waaronder oogbewegingen, uit te voeren zodra ze zich bewust werden dat ze droomden.

Deze oogbewegingen werden gemeten waarna in 30 van de 35 gerapporteerde lucide dromen oogbewegingen gerapporteerd konden worden. Alle vijf de deelnemers rapporteerden signalen tijdens het lucide dromen.

B - Actie in de droom

Wanneer een persoon droomt over het uitvoeren van activiteiten, wordt zoals gezegd het daadwerkelijk uitvoeren van handelingen uit de droom verhinderd door de staat van slaapverlamming.

Hierdoor is het mogelijk om fysiologische veranderingen van het slapende lichaam te meten zonder dat de werkelijke bewegingen van het lichaam daar een invloed op hebben

Erlacher en Schredl 2008 (2008) hebben zo het bestaan van lucide dromen aangetoond, door lucide dromen over sport te vergelijken met lucide dromen waarin geen activiteit uitgevoerd werd. 

Vijf lucide dromers kregen de taak om in slaap te vallen en door middel van oogsignalen aan te geven dat zij lucide droomden. Vervolgens dienden deelnemers tijdens het dromen van 21 tot 25 te tellen (pre-sport), 10 squats uit te voeren en opnieuw te tellen van 21 tot 25

Het tellen, de squats en opnieuw tellen werd tweemaal uitgevoerd en de deelnemer kenmerkten de overgang van elke fase door oogsignalen. Hartslag van de deelnemers was significant hoger wanneer zij droomden over sport dan in het niet sport gedeelte deel van de droom.

De onderzoekers concludeerden hieruit dat de fysiologische activiteit van iemand die lucide droomt over activiteiten anders is dan de fysiologische activiteit toen in de heldere droom nog niet gesport werd. Dit toonde aan dat lucide dromen echt bestaat

C- Verandering in hersenactiviteit

Om van “gewoon dromen naar lucide dromen” te gaan, moet er een verandering in het bewustzijn plaatsvinden – van onbewust naar bewust. Als er een verschil is  tussen lucide en non-lucide dromen, is er ook een verschil in bewustzijn. Het verschil moet dan aan te tonen zijn in de hersenactiviteit.

Voss, Holzmann, Tuin, en Hobson onderzochten in 2009 deze hypothese door zes deelnemers gedurende twee tot vijf nachten in een laboratorium te laten slapen. Onder andere verbonden aan een EEG-apparaat om de hersenactiviteit te meten.

De eeg-elektroden werden op 19 plaatsen op de schedel geplaatst. EEG meet de ritmische activiteit in de hersenen, wat onder te verdelen is in verschillende “banden” aan de hand van de frequentie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een “lage frequentieband”, een “hoge frequentieband” en een “alfa band” (tussen de zes en twaalf Hz).

Deelnemers kregen verder de opdracht tijdens het lucide dromen meerdere malen signalen te geven, via een van tevoren afgesproken patroon van oogbewegingen. De oogbewegingen werden gemeten door middel van EOG. Drie van de zes deelnemers bereikte een lucide staat van dromen.

Uit de resultaten bleek dat lucide dromen van de wakkere staat verschilde door een grotere activiteit van de “lage frequentieband” en van gewone dromen verschilde door een grotere activiteit van de “hoge frequentieband”.

De “alfa band”, kenmerkend voor wakkere staat, ontbrak waarmee lucide dromen officieel een slaapstaat is. De onderzoekers concludeerden dat er bij lucide dromen een hybride staat van bewustzijn gevormd wordt. Met aspecten van zowel REM slaap als wakkere staat.

Vooral de frontale en front laterale hersenactiviteit van mensen, die lucide dromen, is meetbaar en definieerbaar hoger dan de frontale hersenactiviteit van zowel wakkere mensen als gewone dromers. Dat kwam in het volgende onderzoek nog helderder naar voren.

D – Neurale connecties tijdens lucide dromen

Een bewijs voor het bestaan kan eveneens gevonden worden in het onderzoek van Dresler, Wehrle, Spoormaker, Koch, Holsboer, Steiger et al. (2012). Zij hebben de neurale verbindingen tijdens lucide dromen onderzocht bij vier ervaren lucide dromers.

Deelnemers sliepen twee tot zes nachten in een MRI-scanner. Het begin van de lucide droom werd aangegeven door onder andere oogsignalen, gemeten met EOG. Vervolgens dienden deelnemers zo lang mogelijk signalen af te geven. Tot slot werd deelnemers gevraagd verslag te doen van de signalen in de lucide droom.

Uit het onderzoek kwam naar voren dat hersengebieden, die geassocieerd worden met de-activatie in de REM slaap, bij lucide dromen wel geactiveerd worden. Deze gebieden, onder andere de Prefrontale cortex, Prenuceus, Cuneus, Pariëtale lob en de Occipito-temporale cortex, vertonen een hogere activiteit bij lucide dromen dan bij gewone dromen

Hieruit kan worden geconcludeerd dat lucide dromen inderdaad een bestaand fenomeen is. De overlap die deze geactiveerde gebieden vertonen komt overeen met je denkproces overdag.

Dit zijn de gebieden:

  • De Prefrontale Cortex is onder andere geassocieerd met metacognitieve (weten dat je weet )regulatie en zelfreflectie en het reguleren van aandacht (Miller & Cohen, 2001).
  • De Prenuceus is geassocieerd met handelingen zoals het hebben van een IK-perspectief (de situatie bekijken vanuit zichzelf) en het sturen van gedrag en aandacht.
  • De Cuneus - Deze houdt zich bezig met het episodisch geheugen, visueel-ruimtelijke verwerking, reflecties op zichzelf, en aspecten van bewustzijn.
  • Pariëtal lob - De pariëtale kwabben spelen een rol bij het integreren van de zintuiglijke informatie en bij het ruimtelijk denken.
  • Occipito-temporale cortex - De occipitale kwab is het achterste gedeelte van de cerebrale cortex. In dit hersengebied wordt visuele informatie verwerkt.

In lucide dromen observeer en evalueer jij als dromer je ervaring om te herkennen dat je droomt. Zo word je lucide en vergroot jij je luciditeit. Vervolgens moet de dromer een ik-perspectief innemen en haar gedrag en focus richten om zo de inhoud van de droom te wijzigen.

2 - Tenslotte

Met de voortschrijdende technologische ontwikkelingen zullen we steeds meer inzicht krijgen in hoe lucide dromen mogelijk is en wat de kenmerken van lucide dromen ons kunnen vertellen over de staat en de ontwikkeling van ons bewustzijn en bewustwording.

PS: Wil je meer ontdekken over leren lucide dromen? Lees dan mijn boek De Lucide Droom Gids of Volg de gratis training .